Een huisarts ziet op zijn spreekuur mensen met diverse kwalen en klachten en zal aan de hand van onderzoeken trachten te achterhalen wat de patiënten mankeren. Dit wordt het stellen van een diagnose genoemd. Doordat er verschillende ziektebeelden voorbij komen zal de diagnose bij de meeste patiënten verschillend zijn.
Natuurlijk zal een huisarts ten tijde van een epidemie vaker dan anders een bepaalde diagnose stellen. In de herfst- en wintermaanden zal onder andere vaak een patiënt te horen krijgen dat deze lijdt aan griep of verkoudheid terwijl ‘s zomers minder mensen daar last van hebben.
Meestal zal een huisarts geen diagnose kunnen stellen of een patiënt bijvoorbeeld lijdt aan kanker omdat voor het vaststellen van dit soort ziektes gespecialiseerd onderzoek vereist is. Dergelijke onderzoeken vinden meestal in een ziekenhuis plaats waardoor het vaak een medisch specialist zal zijn die zo’n diagnose bekend maakt.
Op het moment dat een huisarts veel patiënten van een bepaalde risicogroep in zijn patiëntenbestand heeft opgenomen dan is de kans aanzienlijk groot dat er vaak de diagnose gesteld zal worden die betrekking heeft op de aandoening van deze groep mensen. Werkt een huisarts bijvoorbeeld in een district waar veel (illegale) prostitutie plaatsvindt dan zal er vaker diagnoses gesteld worden zoals een geslachtsziekte.
Daarentegen zal een huisarts met veel jonge kinderen in zijn praktijk weer vaker te maken krijgen met kinderziektes die gediagnosticeerd worden. Met andere woorden: wat de diagnose is die het meest wordt gesteld door een huisarts is afhankelijk van de samenstelling van zijn praktijk.