De menopauze refereert aan de laatste menstruatie van een vrouw. Deze zal optreden op het moment dat de eierstokken niet langer meer vruchtbare eitjes over hebben. Daardoor maakt het lichaam (vrijwel) geen oestrogenen en progestagenen meer aan, waardoor het voorplantingssysteem haar taak zal verliezen. De menopauze kan enkel achteraf vast worden gesteld op het moment dat bij een vrouw gedurende één jaar na de laatste menstruatie geen nieuwe menstruatie meer op is getreden.
De periode rond de menopauze wordt vaak als de perimenopauze, het climacterium of, in de volksmond, de overgang aangeduid. Dit proces duurt vanaf enige jaren voor, tot enige jaren na de menopauze. Gedurende de menopauze raken de eicellen, welke reeds bij de geboorte van de vrouw in aanleg aanwezig zijn, op. Eveneens verandert het hormonale evenwicht in het lichaam. De oestrogeen- en progesteronspiegels worden dan minder stabiel en ten slotte verandert ook de menstruatie. De wijze waarop deze verandert verschilt van vrouw tot vrouw en kan zomaar van het ene op het andere moment stoppen of juist langzaam afnemen. Dat tweede kan men merken aan het feit dat het tussenliggende periode tussen twee menstruaties in alsmaar langer wordt of de mate van bloeding langzaam verder afneemt.
Tijdens de menopauze zal het vrouwelijk lichaam zich aan moeten passen aan al deze natuurlijke veranderingen. In de hormonale huishouding kunnen vasomotorische symptomen zoals hartkloppingen en opvliegers optreden. Bij een opvlieger voelt de vrouw zich plotseling erg warm worden, ze gaat daarbij dan transpireren en krijgt opeens een rood aangelopen gezicht.