Angst is een fysiologische toestand welke zich kenmerkt door cognitieve, fysieke, emotionele en gedragscomponenten. Angst kent een aantal verschillende gradaties. Een aantal vormen van een mildere angst zijn: zich niet op zijn of haar gemak voelen, bezorgdheid en een gevoel van onrust. Een aantal wat meer extreme vormen van angst zijn paniek, een paniekstoornis en een gegeneraliseerde angststoornis.
Hevige angst gaat in veel gevallen samen met fysieke symptomen zoals onder andere een verhoogde hartslag en bloeddruk, het optreden van hartkloppingen, duizelig worden, een droge mond, het ervaren van pijn in de borst, misselijkheid, kortademigheid en hoofdpijn. Verder kan er bij angst sprake zijn van een bleke gelaatskleur, transpireren, een verhoogde adrenalineconcentratie in het bloed, en stoornissen in de spijsvertering. Psychologisch gezien gaat angst samen met een vaag dreigingsgevoel of een gevoel van gevaar. In bepaalde gevallen kan angst zelfs een symptoom zijn van stress. De fysieke symptomen van angst worden wel beschouwd als een wijze waarop het lichaam zich voorbereidt op een zekere bedreiging van buitenaf. Angst kan eveneens samen gaan met depressiviteit en blijken uit bepaalde gezichtsuitdrukkingen.
Angst is niet alleen maar vervelend, het heeft eveneens een voorname taak: gevaarlijke situaties kan men door angst immers eerder herkennen en is dus cruciaal om te kunnen overleven. De hersenmechanismen welke angst reguleren zijn evolutionair oud en een verstoring van de mechanismen ligt dan ook aan de basis van verschillende angststoornissen zoals bijvoorbeeld bij een paniekstoornis of een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Onnodige angsten kan men leren te overwinnen of te beheersen.