Hoe vaak je een baby moet wegen en of je dit zelf moet doen is afhankelijk van de situatie en soms van je eigen gemoedsrust. In principe wordt de baby bij de geboorte en tijdens de kraamtijd gewogen door de arts, kraamverpleegster of verloskundige. Daarna neemt het consultatiebureau deze taak over en wordt het kind bij elk bezoek gewogen om de groei vast te leggen. Als je een kind voeding uit een flesje geeft dan kun je zien hoeveel het kind eet en weet je of het genoeg was. Anders is het als een pasgeborene onder, of net aan het gewicht zit bij de geboorte. De baby ligt dan naar alle waarschijnlijkheid nog in het ziekenhuis en wordt dagelijks gewogen ter controle.
Een andere reden om te wegen kan borstvoeding zijn en twijfel over de toename aan gewicht of een baby die continue honger lijkt te hebben. Veel moeders zijn onzeker of het kindje genoeg heeft gegeten, en leggen het kind bij elke kik opnieuw aan. Om tegemoet te komen aan de onrust van de moeder of om de hoeveelheid voeding te controleren die het kind heeft gehad raden veel artsen een weegschaal aan om het gewicht te controleren. Je weegt het kind voor en na de voeding zodat je precies kunt zien hoeveel het heeft gedronken. Vergeet niet om de luier te verwijderen, een klein pasje geeft al verschil in gewicht. Na verloop van tijd wordt men zekerder en kan de weegschaal weer de deur uit.