In de eerste week na de geboorte wordt bij de baby een hielprikje afgenomen. In de meeste gevallen wordt dit gedaan door de verloskundige tijdens een controle van moeder en kind, soms komt er iemand van de thuiszorgorganisatie om het hielprikje af te nemen. De hielprik is bedoeld om al vroeg vaak erfelijke, en ernstige aandoeningen op te sporen zodat al vroeg met een behandelingen gestart kan worden en eventuele lichamelijke of geestelijke schade voorkomen kan worden. Hoewel de meeste baby’s, en mama’s het hielprikje niet leuk vinden is dit wel heel belangrijk voor het kindje. De meeste baby’s huilen bij het hielprikje.
Het hielprikje wordt afgenomen met een apparaatje dat lijkt op het apparaatje dat men gebruikt om bloed uit de vinger te halen. Het prikken zelf gaat dus vrij snel, daarna worden enkele bloeddruppels opgevangen. Als er geen ernstige aandoeningen gevonden worden krijg je geen bericht, bij kinderen waar wel een of meerdere aandoeningen worden gesignaleerd krijgen de ouders binnen drie weken bericht met daarin de benodigde informatie. Soms moet een hielprik voor de tweede maal worden uitgevoerd om meer duidelijkheid te krijgen, in dit geval krijg je wel altijd de uitslag thuis. Opnieuw een hielprikje hoeft niet altijd verontrustend te zijn, soms heeft men niet genoeg bloed afgenomen of moet het om een andere reden opnieuw. In dit geval spreekt men van een herhaalde eerste hielprik. Het hielprikje moet altijd binnen acht dagen genomen worden, ligt de baby in het ziekenhuis dan wordt het daar gedaan.