Transpireren is heel gewoon. Iedereen doet het namelijk. Zweten komt bij mensen vaak voor in situaties waarbij het lichaam erg warm aanvoelt en af wil koelen. Dit gebeurd dan door middel van het loslaten van lichaamsvocht door de poriën in de huid. Deze zitten verdeeld over het hele lichaam, maar zijn wat geconcentreerder gecoördineerd onder de oksels, rond de tepels en bij de uitwendige geslachtsorganen.
Zweet komt dus via de poriën vanaf de zweetklier. Er zijn twee soorten klieren de eccriene zweetklieren en de appocriene zweetklieren. De eerste soort komt voor over het gehele lichaam en is zolang de gevormd worden bij de foetus tot aan de dood actief, uitzonderingen daargelaten. De andere zweetklieren, de appocriene, zijn dus te vinden op de huid onder de oksels, rondom de tepels en rondom de geslachtsorganen. Deze zweetklieren worden pas na de pubertijd actief en werken dan ook alleen maar onder invloed van de werkende geslachtshormonen.
Hevig transpireren daarentegen is hetzelfde, maar dan, zoals het eigenlijk zegt, hevig, dus overmatig veel. Dit is ook een erg belangrijk symptoom.
De gevolgen van hevig transpireren vallen reuze mee, het is eigenlijk een symptoom van een ziekte, fase of aandoening. Bijvoorbeeld bij de menopauze kan hevige transpiratie optreden, maar net zo goed bij ziekten of aandoeningen.
De karakteriserende kenmerken van overmatige oftewel hevige transpiratie zijn vooral de hoeveelheden zweet die geloosd worden door het lichaam. Voor bijvoorbeeld de menopauze is het erg kenmerkend voor de appocriene zweetklieren om (veel) meer zweet oftwel ‘hydros’ uit te scheiden.