Een lactose-intolerantie wil zeggen: het onvermogen om de melksuiker lactose te verteren, waardoor er darmklachten ontstaan. Jonge zoogdieren zijn met dank aan het enzym lactase in staat lactose om te vormen in galactose en glucose welke wel te verteren zijn. Het vermogen om dit enzym te produceren neemt met het vorderen van de leeftijd langzaam af, zodat de meeste mensenrassen (en alle overige zoogdieren) als volwassene lactose-intolerant zijn geworden. Volwassene mensen uit bevolkingsgroepen welke van oudsher heel hun leven melkproducten gebruiken kunnen in de regel wel lactose verdragen. In ons land is bijvoorbeeld maar 9 procent van de bevolking lactose-intolerant. Wereldwijd is echter zo’n 70 procent wel intolerant voor lactose.
Lactose-intolerantie is overiegns niet hetzelfde als een koemelkallergie, één van de meest voorkomende allergieën. Bij een allergie zet een eiwit het afweersysteem in werking, en zelfs een geringe hoeveelheid van dit eiwit kan tot een levensbedreigende situatie leiden.
De stof lactose draagt bij aan een hoge osmotische waarde in de darmen en kan bovenal als voedingsbodem voor een aantal soorten bacteriën dienst doen. Het eerste maakt in de dunne darm de opname van water moeilijker, zodat de inhoud en de snelheid van het transport groter wordt, samen met krampen, buikpijn, misselijkheid en een rommelend gevoel als symptomen die men kan voelen. In de dikke darm volgen vervolgens weer andere problemen: sommige bacteriën fermenteren de lactose waarbij waterstofgas, koolzuurgas en organische zuren vrij zullen komen. Dit veroorzaakt eveneens winderigheid, buikpijn en in ernstige gevallen diarree, welke zurig ruikt, waterig dun is.