Bij een vroeggeboorte spreekt men over prematuriteit. Normaal draagt een vrouw veertig weken, het kind is helemaal volgroeid en er zullen geen problemen ontstaan met de ademhaling en dergelijke. Bij prematuriteit wordt een kindje voor de 37 weken geboren, in extreme gevallen voor de 34ste week. Omdat de kinderen geen tijd hebben gekregen om te “rijpen” lopen ze meer risico’s dan een voldragen kind. Kinderen die voor de 37 weken zijn geboren komen om deze reden in de couveuse waar zij in de namaak baarmoeder meestal tot de normale einddatum verder kunnen groeien. Kinderen die extreem prematuur zijn gaan naar de neonatale intensive care. Hier worden zij 24 uur per dag in de gaten gehouden. Ze krijgen onder andere zuurstof en medicijnen die de longetjes laten groeien.
Het is belangrijk om zo snel mogelijk de verloskundige te bellen als je voor je uitgetelde datum weeën krijgt, bloed verliest of vruchtwater. Blijf zo rustig mogelijk liggen tot de verloskundige komt en heeft gecontroleerd of je ontsluiting hebt. Bij prematuriteit moet je altijd naar het ziekenhuis ook al had je een thuisbevalling gepland. Als de weeën heel vroeg inzetten en de longen van de baby nog niet rijp zijn zal men als dat mogelijk is proberen de weeën te stoppen. Tegelijk met de weeënremmers krijg je medicijnen toegediend die de longen van de baby sneller moeten laten groeien om de baby meer kansen te geven. De medicijnen worden twee dagen toegediend, daarna zijn de longen voldoende volgroeid voor een eventuele geboorte.