Bij pneumoconiose zijn de longen aangetast door het langdurig inhaleren van een bepaalde stof. De stoffen die geïnhaleerd worden kunnen niet verwerkt worden door het lichaam. Mensen bij wie pneumoconiose wordt geconstateerd hebben vaak al vele ontstekingen op de longen gehad. Hierdoor wordt door de vele littekens extra bindweefsel veroorzaakt waardoor het volume van de longen inkrimpt. Mensen met pneumoconiose lopen een groter risico op hartfalen of een longemfyseem. De meeste patiënten merken de teruglopende capaciteit van hun longen aan de ademhaling. Pneumoconiose veroorzaakt vooral kortademigheid. Door het tekort aan zuurstof is men snel moe en niet meer in staat tot normale lichamelijke inspanning.
Sommige beroepen zijn risicovoller dan anderen voor pneumoconiose. Het bekendste zijn de mijnwerkers. Pneumoconiose wordt dan ook vaak de mijnwerkersziekte genoemd maar in elk beroep waar men met materialen werkt waarbij gevaarlijke stoffen vrij kunnen komen bestaat risico. Bekend zijn naast steenkool ook asbest, metalen, kiezelzuur en talk. Door de zwaardere veiligheidsnormen die in acht moeten worden genomen nemen de aantallen stoflongen zoals pneumoconiose in de meeste gevallen in de volksmond genoemd wordt, wel af. Intussen heeft men ontdekt dat het langdurig roken van tabak ook pneumoconiose kan veroorzaken, hier helpen geen veiligheidsnormen, slechts stoppen. De behandeling van pneumoconiose is afhankelijk van de conditie van de longen en eventuele andere aandoeningen. De meeste mensen met pneumoconiose hebben medicijnen die ingenomen worden met een soortgelijk pompje als astmapatiënten gebruiken. Zwaardere gevallen zijn aangesloten op een draagbare zuurstoftank. Veel patiënten met pneumoconiose belanden uiteindelijk in een rolstoel.