De groeisnelheid van een kind kan altijd afgelezen worden door uit te gaan van het gemiddelde. De lengte bij de geboorte van een kind maakt voor de groeisnelheid meting niet uit. Men gaat uit van de startlengte van de baby om te zien hoe veel het binnen een bepaalde periode is gegroeid. De groeicurve van het kind wordt op het consultatiebureau aangemaakt en wordt later meegenomen naar de schoolarts. Via het internet kun je op diverse sites een groeicurve downloaden waarop je zelf de groeisnelheid van je kind kunt bijhouden en vergelijken met andere kinderen. De groeisnelheid van het kind hangt af van verschillende factoren.
Natuurlijk is de voeding een belangrijk onderdeel, het kind kan een groeistoornis hebben maar de groeisnelheid kan ook genetisch bepaald zijn. In het eerste jaar van zijn leven groeit de baby uit tot ongeveer de verdubbelde lengte van de geboorte, in het tweede jaar verdriedubbelt dit. In de jaren daarna groeit een kind ongeveer vijf centimeter per jaar tot aan de pubertijd. Daarna gaat de groeisnelheid op een laag pitje. Niet elk kind groei echter volgens de regels van de groeisnelheid. Meestal is er geen reden tot ongerustheid. Een kind kan als kleinste van de klas de basisschool verlaten en in de brugklas een groeispurt krijgen. Bij twijfel over de groeisnelheid van een kind wordt men doorverwezen naar het ziekenhuis. Hier wordt de ruimte tussen de groeischijven gemeten. Aan de hand van die gegevens kan men vaststellen hoeveel een kind nog ongeveer kan groeien.