Vanaf je voor de eerste keer bij de verloskundige komt wordt je baby gemeten, tijdens je zwangerschap herhaalt de verloskundige dit bij elk bezoek. De gemeten lengte van de baby wordt opgeschreven en opgetekend op een groeicurve. Door deze curve goed bij te houden kan de verloskundige controleren of het kindje goed groeit. Na de geboorte kom je op het consultatiebureau terecht waar men met de lengte van de geboorte verder gaat met de groeicurve om de vorderingen van het kind te controleren. Later neemt de schoolarts de curve weer over. Aan de groeicurve kan men zien of er een afwijkend groeipatroon is en wat men daar eventueel aan kan doen.
Der groeicurve gaat uit van een standaard lijn, deze wordt de nullijn genoemd. De nullijn geeft de gemiddelde lengte van een kind aan op verschillende leeftijden. Loopt, of beter gezegd groeit het kind volgens deze nullijn dan is het een perfect groeiend kind volgens de Nederlandse maatstaven. Er mag zowel onder als boven de nullijn een marge ontstaan van twee. Groeit een kind abnormaal hard of heeft het juist een grote achterstand dan wordt men in de meeste gevallen doorverwezen naar de huisarts die een verwijsbrief voor het ziekenhuis schrijft als hij dit nodig acht. Grote of kleine kinderen kunnen hun lengte ook door erfelijke aanleg hebben. Een kind dat lange tijd onder de maat blijft of plotseling stil blijft staan door onbekende reden wordt vaak voor groeimetingen door gestuurd. Een abnormaal groot kind komt slechts zelden voor.