De luchtpijp is de aanvoer- en afvoerbuis van de longen, aan elke kant van de luchtpijp zit een long. Door de luchtpijp worden de goede- en slechte stoffen constant aan- en afgevoerd. Bij blokkade of aangeboren afwijkingen aan de luchtpijp kunnen we geen, of slecht ademhalen. Sommige afwijkingen kunnen zelfs dodelijk zijn. Een afwijking aan de luchtpijp is in de meeste gevallen aangeboren. De luchtpijp kan niet voldoende ontwikkeld zijn, hij kan niet op de goede plaats zitten zodat de aansluiting met de longen niet goed is of de luchtpijp is vervormd.
De luchtpijp bestaat uit wanden van elastische weefsel die door kraakbeen ondersteund worden. De structuur van de luchtpijp is ringvormig. In het omliggende weefsel van de luchtpijp liggen bloedvaten. Afwijkingen van de luchtpijp kunnen in de vaten, het elastisch weefsel of door zwak kraakbeen ontstaan. Ook kan een vlies over de opening liggen bij de geboorte dat de toevoer tegenhoudt. Meestal kunnen afwijkingen door operaties hersteld worden. Als er een ernstige verstopping ontstaat in de luchtpijp kan iemand stikken. Ook bij ernstige verwondingen kan iemand in ademnood komen. Door van buitenaf in de luchtpijp een buisje te plaatsen kun je iemands leven redden. Je kunt zelfs reanimeren door het buisje. Om dit te kunnen doen moet je wel iets van anatomie weten. De luchtpijp kun je voelen als een zacht plekje tussen je strottenhoofd en borstbeen. Om het buisje te plaatsen moet je met een scherp mesje door de huid en de wand van de luchtpijp snijden.