Een pacemaker is een apparaatje om het hart te ondersteunen. Pacemakers werden aanvankelijk gebruikt om een te traag hartritme te corrigeren. Tegenwoordig worden deze eveneens bij een te snel hartritme, en bij patiënten met een kans op een hartstilstand of met hartfalen gebruikt. De pacemaker die dient om een patiënt te helpen zodra er een hartstilstand optreedt wordt een implanteerbare cardioverter-defibrillator (ICD) genoemd, en zodra de pacemaker hartfalen opvangt dan spreekt men van een biventriculaire pacemaker. Wanneer het hart stil komt te staan of niet regelmatig klopt, zal het apparaatje een elektrische prikkeltje afgeven, waarmee de normale hartslag weer wordt hersteld.
Het hart is met behulp van de pacemaker door elektrodes verbonden, deze worden eveneens leads genoemd. De connectie van dergelijke leads op de pacemaker is internationaal gestandaardiseerd, zodat pacemakers en leads van de diverse fabrikanten onderling uit kunnen worden gewisseld.
In het verleden waren pacemakers simpele pulsgeneratoren, welke met een vaste frequentie prikkels afgaven. Een hedendaagse pacemaker wordt daarentegen door een microcomputer gestuurd en past zich aan het gedrag van de drager ervan aan. Op die manier zal er inspanning het hartritme toe gaan nemen en wanneer het hart van zichzelf reeds goed klopt dan zal de pacemaker niets hoeven doen.
De pacemakers zijn klein en slechts 20 gram in gewicht. Omdat pacemakers vaak dicht onder de huid worden geïmplanteerd, is het geen ingrijpende zaak. Men verblijft vaak maar één nacht op de intensieve care en daarna nog circa een week in het ziekenhuis en enkel maar voor observatie.