Als je in verwachting bent dan neemt de verloskundige bloed af voor onderzoek. Bij dit onderzoek wordt ook de resusfactor bepaalt. Je kunt resuspositief, of resusnegatief zijn, al je resuspositief bent is er niets aan de hand. Bij resusnegatief kunnen problemen ontstaan als het lichaam antistoffen gaat maken tegen resuspositief bloed. De antistoffen (vroeger ook wel koude antistoffen genoemd) kunnen in aanraking komen met het bloed van de foetus. Het gevolg is dat de antistoffen het bloed van de baby kunnen afbreken. Het risico dat het kind in de baarmoeder wordt aangevallen door de antistoffen is bij een tweede zwangerschap groter dan bij de eerste zwangerschap omdat de antistoffen dan al in het lichaam aanwezig zijn.
Niet elke zwangere vrouw met een resusfactor negatief ontwikkeld antistoffen. Het meest actief worden de antistoffen rond de dertigste week van de zwangerschap. Heb je resusfactor negatief dan zal er rond deze tijd nogmaals een bloedonderzoek plaatsvinden. Dit onderzoek is alleen om te kijken of zich antistoffen ontwikkeld hebben. Heb je nog geen antistoffen aangemaakt dan krijg je een anti D injectie die de ontwikkeling van antistoffen tegenhoudt. Na de geboorte van de baby wordt wat bloed afgenomen om de resusfactor van de baby te bepalen. Heeft de baby resusfactor positief dan geeft men de moeder uit voorzorg voor een volgende zwangerschap meteen een anti d injectie. De voorzorg en controle op de resusfactor is groot waardoor het risico dat men een kindje door de resusfactor verliest zo goed als nihil is geworden.