Kunstmatige ademhaling wordt gegeven als iemand niet in staat is zelf te ademen waardoor de gassen en zuurstof niet uitgewisseld kunnen worden in de longen. Tijdens sommige operaties wordt de ademhaling soms tijdelijk overgenomen door kunstmatige ademhaling, een comapatiënt wordt vaak middels kunstmatige ademhaling in leven gehouden. De ademhaling is een van de belangrijkste functies van het lichaam, hierdoor wordt zuurstof vervoerd naar het hart en de hersenen. Staat de ademhaling te lang stil dan kan men doodgaan of hersendood verklaard worden. Het beademen van iemand is om deze reden dan ook een belangrijk deel van reanimatie. Voor de veiligheid van EHBO’ers en BHV’ers zitten tegenwoordig dan ook beschermhulpen in de eerste hulpdoos die kiss of life worden genoemd.
Naast de eerste noodgreep van mond op mond beademing bestaan er andere methoden voor kunstmatige ademhaling. Hulpverleners in het veld gebruiken vaak de handpompen (insufflation) om middels het inknijpen van de “ballon” lucht in de longen te blazen. Door insufflator helemaal in te drukken en terug te laten komen kun je geen fouten maken. In het ziekenhuis wordt meestal gebruik gemaakt van mechanische kunstmatige ademhaling. De patiënt wordt aangesloten op de machine, je ziet de pompen voor in- en afvoer op en neer gaan. Bij hartoperaties wacht men na het uitschakelen van de machine altijd eerst af of het hart zelfstandig gaat kloppen voor de patiënt wordt gehecht. Het kloppen van het hart geeft aan dat de patiënt de ademhaling weer zelf heeft overgenomen. Kunstmatige ademhaling betekend vooral leven.