De eerste maanden heeft de baby genoeg aan de borstvoeding of flessenvoeding. Na vijf à zes maanden is de tijd gekomen voor papjes en hapjes. Als de baby van vijf voedingen is overgegaan naar vier, dan mag hij dagelijks één papvoeding hebben. Algemeen wordt geadviseerd om de pap te bereiden met glutenvrije ingrediënten, bijvoorbeeld rijstebloem of maïsmeel. Voor het eerst begint het voeren met een lepeltje. Dat is een hele nieuwe belevenis voor het kind. Laat het kindje als het naar de lepel grijpt ook zelf proberen om te eten. Geef de pap op een warmhoudbord het eten blijft dan langer warm. Gebruik een lepeltje met dwarse stand zodat het kindje niet hoeft te draaien. Let wel op dat het kind voldoende voeding binnen krijgt. Helemaal alleen eten kan het natuurlijk nog niet.
Na enkele dagen kun je het kind ook eens laten proeven hoe vruchten en groenten smaken. Zorg wel dat het eten altijd gepureerd en half vloeibaar moet zijn. Leng het aan met een beetje melk. Sommige voedingsmiddelen kun je beter de eerste tijd niet geven, zoals eieren, extra zout en suiker, kruiden, honing (het eerste jaar niet) en citrusvruchten. Deze voedingsmiddelen kunnen allergische reacties veroorzaken. Laat je baby wennen aan de verschillende smaken. Mix daarom niet allerlei smaken bijvoorbeeld van vruchten door elkaar. Op een gegeven moment moet de baby zelf gaan eten met een lepeltje. Een nieuwe uitdaging die veel plezier brengt maar ook veel geduld vergt van de volwassenen.