Opvoeding en toegeeflijkheid zijn in principe twee zaken die met elkaar botsen. Opvoeding betekent dat je regels stelt volgens je eigen waarden en normen. Door toegeeflijkheid breek jezelf die regels, voor een klein kind zal dit in eerste instantie verwarrend zijn. Als het kind groter wordt gaat het die toegeeflijkheid gebruiken om precies dat te doen waar het zin in heeft. De kinderen hebben geen structuur meer in hun leven en kunnen buiten het gezin onhandelbaar lijken. Het kind is niet gewend dat er niet aan zijn of haar wensen wordt toegegeven en kan niet omgaan met een weigering of verbod.
Toegeeflijkheid ontstaat vaak uit vermoeidheid of onmacht van de ouders. Je bent té moe om eindeloos met het kind in discussie te gaan of geeft toe om met rust gelaten te worden. Buiten het huis ontstaat toegeeflijkheid uit een vals schaamtegevoel. Je wilt dat je kind lief is en geeft een mokkend of huilend kind snel wat het wil zodat het niet gaat gillen. Voor je het weet zit je vast in een opvoeding waar toegeeflijkheid de basis is. Het kind leert geen regels, kent geen grenzen en neemt de macht in huis over. Niet alleen voor ouders, maar zeker voor het kind is het belangrijk om toegeeflijkheid in de hand te houden. Natuurlijk mag je het kind af en toe best verrassen door iets toe te staan voor een keer. Zolang dat “iets” maar binnen de normen valt en het kind het als een eenmalige toegeeflijkheid ziet.