Als een kind begint met praten beginnen niet snel daarna ook de vragen. Met het groeien van het kind veranderen deze vragen. De kinderen willen leren en weten. Het is belangrijk om een kind antwoord te geven. Je moet het kind uitleggen waarom iets zó moet of waarom iets is gebeurt. Maar net zoals alles bij de opvoeding, moet je de uitleg doseren. Te veel uitleg is verwarrend voor een kind. Hoe groter het verhaal wordt, hoe slechter het kind het kan bevatten. Bij te veel uitleggen loop je het risico dat het kind op een gegeven moment niet meer weet waarover het gaat. Simpel en kort is belangrijk voor het opslaan en de verwerking van de uitleg.
Als een kleuter vraagt waar het nieuwe broertje of zusje vandaan komt zeg dan “uit mama’s buik”. Overspoel het kind niet met te veel uitleg over hoe het kindje in mama’s buik is gekomen of hoe het uit de buik gekomen is. Het kind is daar helemaal niet aan toe zolang het daar zelf niet om vraagt. Door te veel uitleggen overstijg je de opnamekwantiteit van het kind. Hetzelfde geldt voor een standje. Als het kind stout is moet je het kort en bondig straffen voor de daadwerkelijk gemaakte daad. Door te veel uitleggen begrijpt het kind niet wat je zegt of bedoelt. Het weet niet meer of je nu wel of niet boos bent en of het datgene wat het gedaan heeft nu wel of niet mag doen.