Als je kindje voor de zeven en dertig weken wordt geboren spreekt men over een te vroege geboorte. Bij een te vroege geboorte mag je nooit thuis bevallen, de verloskundige stuurt je door naar een gynaecoloog. Na de geboorte gaat het kindje meestal naar de babykamer waar het in de couveuse wordt gelegd. Het kindje wordt voor je gevoel altijd te snel bij je weggehaald, dit is nodig omdat het kindje snel onderkoeld kan raken. Al deze vlugge gebeurtenissen achter elkaar zijn vooral voor de moeder erg zwaar, zeker als de geboorte onverwacht te vroeg inzet. Een goede begeleiding van de moeder is belangrijk.
Voor moeder en kind is een snelle hechting belangrijk, daarnaast is de moeder bezorgd om de gezondheid van haar kind. Zodra het mogelijk is zal de moeder naar de babyafdeling gebracht worden om haar baby te zien en indien mogelijk vast te houden. In de meeste gevallen blijft de moeder ongeveer acht dagen bij het kindje in het ziekenhuis. Is het kindje eerder op gewicht, kan het zelf eten en houdt het de temperatuur vast dan mogen moeder en kind eerder naar huis. Bij een veel te vroege geboorte voor zes en dertig weken moet je er rekening mee houden dat jij eerder naar huis gaat dan de baby. De baby wordt opgenomen op een neonatale afdeling omdat het vatbaarder is voor infecties, zuurstofgebrek kan krijgen, stollingsproblemen met het bloed en dergelijke. Gemiddeld moet een baby nog tien weken in het ziekenhuis blijven.