Erfelijkheid kun je op veel vlakken tegenkomen. Kinderen erven uiterlijke kenmerken, karaktertrekken en andere eigenschappen van hun vader en moeder of zelfs soms van andere familieleden. Zo kan het gebeuren dat een kind helemaal niet op de ouders maar bijvoorbeeld op een van de grootouders lijkt. Of dat twee nichtjes of neefjes zoveel op elkaar lijken dat ze zusjes of broertjes hadden kunnen zijn. De erfelijkheid ligt vast in de genen, aan het DNA kan men dan ook altijd zien dat men familie is. De genen van broers en zussen lijken doordat ze beide dezelfde ouders hebben sterker op elkaar dan bij een neef en nicht.
Het erfelijkheidsmateriaal wordt van generatie op generatie doorgegeven. Door mutatie van genen kunnen veranderingen optreden. Helaas behoren ook ziektes bij erfelijkheid, sommige ziekten zijn al aanwezig bij de geboorte net als sommige lichamelijke afwijkingen. Men spreekt in dit geval van een aangeboren afwijking. Elk kind heeft genen bij zich met daarin erfelijk materiaal, sommige ziekten ontwikkelen zich, anderen niet. Erfelijkheid kan in dit geval een generatie overslaan, bij de kinderen van de kinderen kan de erfelijke aanleg zich weer wel openbaren. Sommige ziekten ontstaan door een spontane mutatie van een gen. Als je graag kinderen wilt maar bang bent dat je een aandoening zult doorgeven aan de kinderen kun je een DNA test laten uitvoeren. Door onderzoek van de genen kan de arts vaststellen of er sprake is van erfelijkheid of van een spontane mutatie die geen gevolgen zal hebben voor eventuele nakomelingen.