De hoofdluis die bij de mens voorkomt, leeft reeds erg lang samen met de menselijke gastheer. Een analyse van het DNA van diverse soorten luizen suggereert dat de voorouder van de hoofdluis reeds 770.000 jaar geleden is ontstaan.
Een besmetting met de hoofdluis wordt door de meeste mensen als een taboe beschouwd. In de praktijk echter kan elk mens met deze luis worden besmet en heeft dit niets met een armoedige of een niet hygiënische manier van leven te maken. De hoofdluis voelt zich zelfs beter thuis in schoon haar dan in haar dat niet is gewassen danwel vies of vettig is.
Hoewel hoofdluizen geen ziektes overbrengen, kunnen deze parasieten soms een secundaire infectie tot gevolg hebben, bijvoorbeeld op het moment dat beetwondjes gaan infecteren. De kans daarop wordt sterk vergroot wanneer aan de wondjes gekrabd wordt. Zodra men blijft krabben, kan er op de hoofdhuid wild vlees ontstaan, wat kan in zogenaamde Poolse vlecht (plica polonica) kan resulteren. Eveneens kan de schimmel Achorion schönleini over worden gebracht, welke de veroorzaker van hoofdpijn is.
Aangezien besmetting met name op (basis)scholen plaatsvindt, richten de tips met betrekking tot het voorkomen van hoofdluis zich eveneens op de situaties die daar van toepassing zijn. Er zijn bovendien speciale luizenkappen te verkrijgen waarin jassen gehangen kunnen worden, zodat de luizen zich niet door middel van jassen, die aan de kapstok hangen, kunnen verspreiden. Scholen hoeven echter niet per definitie de besmettingsbron te zijn want ook op kantoor of onder andere omstandigheden kan besmetting plaatsvinden.