In tegenstelling tot in het verleden, toen er in elke woning één of meerdere stookplaatsen aanwezig waren, kan men vandaag de dag in vrijwel elk vertrek van een woning of ander soort pand genieten van comfort en warmte met dan aan de centrale verwarming. Bovendien hoeft men steeds met brandstof te sjouwen om een vuur brandende te kunnen houden.
Een centrale verwarming is opgebouwd uit een verwarmingsketen die met behulp van diverse leidingen verbonden is met radiatoren in de verschillende vertrekken van een pand. Door de leidingen die naar de radiatoren lopen wordt warm water geleid en zodra dit haar warmte in de op te warmen ruimtes heeft afgestaan wordt het weer via andere leidingen naar de ketel teruggepompt. Het proces van opwarmen en warmte afgeven kan nu weer van voren af aan beginnen net zolang tot in de vertrekken de gewenste temperatuur is bereikt of men de verwarmingsketel uitschakelt.
Het in- en uitschakelen van deze ketel wordt in de regel niet met de hand gedaan maar men maakt gebruikt van een thermostaat welke zich in het voornaamste vertrek bevindt (vaak is dit de woonkamer in een woning). Zodra de temperatuur onder een vooraf ingestelde waarde is gedaald zal de verwarmingsketel een sein ontvangen en in werking worden gesteld. Het water in het circuit wordt dan langs een brander geleid waar het vervolgens wordt verwarmd en door het pand wordt gepompt. In de radiatoren aangekomen zal warmte aan de lucht hier omheen afgeven waardoor deze het vertrek op temperatuur brengt.