De immuniteit van de mens bepaalt voor het grootste gedeelte de gezondheid. Het immuunsysteem houdt ziekteverwekkers buiten ons lichaam maar bestrijdt ook indringers of ziekten en infecties die door de eigen cellen ontstaan. De immuniteit is voor een gedeelte aangeboren, het andere gedeelte bouwen op en geven we aan het lichaam door vaccinaties. Bij vaccinaties wordt een kleine hoeveelheid van een ziekte ingespoten, doordat ons immuunsysteem deze ziekte gaat bestrijden wordt de immuniteit groter. De sterkte van de immuniteit wordt vaak genetisch bepaald net zoals aangeboren aandoeningen vaak een erfelijkheids achtergrond hebben. Toch kun je door het leven heen je immuniteit vergroten.
Vaak wordt de immuniteit door een ziekteverwekker zelf verhoogd. Heeft men een ziekte gehad dan zal deze niet meer terugkomen. Kinderziektes zijn hier goede voorbeelden van. Hoe het immuunsysteem in werking kan treden kun je zien bij oppervlakkige wonden. Het korstje dat ontstaat op de huid is afkomstig is een reactie van het immuunsysteem, het dekt de open plek als het ware af zodat er geen indringers binnen kunnen komen. Als de immuniteit zelf wordt aangetast door een ziekte dan is genezen moeilijk, AIDS is zo‘n ziekte doordat het immuunsysteem wordt aangetast ontstaan er steeds meer ziekten tengevolge van de aandoening. In sommige gevallen valt het immuunsysteem van de mens de eigen cellen aan hierdoor ontstaan aandoeningen als de ziekte van MS. Onze immuniteit is dus iets waar we zuinig op moeten zijn en die we moeten opbouwen wanneer we maar kunnen. Vooral vaccinaties zijn hierbij belangrijk.