Al op heel jonge leeftijd zie je het fenomeen dat jongens naar moeder trekken en meisjes naar de vader. Het idealiseren is op dat moment nog te vinden in de karakters. Een moeder en vader gaan zelf anders om met kinderen. Een vader speelt vaak de wildere spelletjes met zijn zoon terwijl hij voorzichtig is met zijn dochter. De moeder is zachter richting de kinderen, het jongetje dat aangehaald wil worden zal dus sneller naar de moeder gaan. Het jongetje neemt hierbij de leiding waardoor het meisje het aanhaalmoment bij de vader zoekt. Later zijn het vaak de karakters die gaan botsen, vooral bij een moeder en dochter die veel op elkaar lijken. De zoon en vader hebben beiden een sterke eigen mening die ze tegenover elkaar verdedigen.
Op jonge leeftijd begint het zoeken naar een eigen partner. Doordat de kinderen instinctief van klein af aan al weten waar ze naar toe moeten met hun probleempjes, hun zorgen of als ze zich veilig of geborgen willen voelen gaan ze hun ouders idealiseren. Het meisje heeft de vader van zijn zachte, beschermende kant willen kennen en wil ook zo’n partner. De jongen herinnert zich de moeder bij wie hij terecht kon met zijn verdriet, die hem troostte en aanhaalde en van wie hij niet groot hoefde te zijn. Niet zelden zie je dan ook dat kinderen thuis komen met partners die op hun ouders lijken. Het ideaalbeeld dat zij hebben wordt in leven gehouden.