Door de aanwezigheid van de zintuigen kan een mens prikkels waarnemen. Hiervoor hebben in het lichaam zich organen ontwikkeld die daarin gespecialiseerd zijn. De neus om te ruiken, ogen om te zien, de constructie van de oren op het waarnemen van geluid gericht en de papillen op het tongoppervlak om smaken te onderscheiden. De tastzin is goed ontwikkeld door de aanwezigheid van de gevoelige tastlichaampjes welke zich bevinden op het huidoppervlak.
De ontwikkeling van de zintuigen verloopt in drie fasen: de embryonale fase (vanaf de bevruchting tot de achtste week van de zwangerschap), de foetale fase (van de negende week van de zwangerschap tot de geboorte) en de neonatale fase (de eerste vier weken na de geboorte).
Veel zintuigen ontwikkelen zich uit placoden (verdikkingen) aan het oppervlak van het ectoderm die ontstaan tijdens de embryonale fase. Het ectoderm is één van de drie meest belangrijke cellagen van waaruit het embryo zich ontwikkelt. Het gezichtsvermogen ontwikkelt zich uit de optische groeve aan de voorzijde van de primitieve hersenen en aan de andere kant uit de lensverdikking van het ectoderm. Het gehoor en het evenwicht ontwikkelen zich uit de oorplacode, eveneens een ectodermverdikking en uit het gebied rond de primitieve keelholte. De reukzin ontwikkelt zich uit de neusplacode en de smaakzin uit kieuwboogcellen. Deze bogen zijn slechts tijdelijke structuren in de bodem van de embryonale keelholte. Ten slotte de tastzin ontwikkelt zich uit cellen welke afkomstig zijn van de neurale lijst en die zich naar hun uiteindelijke plaats in de huid verplaatsen.