Om medische ingrepen in of aan de onderste helft van het lichaam mogelijk te maken zonder dat de patiënt onder volledige narcose hoeft te worden gebracht kan er gebruikt worden gemaakt van twee technieken. Allereerst de spinale anesthesie en daarnaast de epidurale anesthesie (ook als de peridurale anesthesie aangeduid).
Bij een epidurale verdoving wordt er tussen twee ruggenwervels, na het geven van een verdoving van de huid, een naaldje ingebracht. Dit naaldje wordt vervolgens opgeschoven totdat het uiteinde ervan zich in een loge van de wervelkolom bevindt, precies buiten het harde hersenvlies. In deze ruimte wordt daarna een lokaal verdovend middel, eventueel samen met een op morfine gelijkende stof, ingespoten. Na de duur van ongeveer tien minuten zal er op die manier een verdoving ontstaan die ervoor zorgt dat het gevoel en de beweging van het onderste deel van het lichaam uit wordt geschakeld.
Een epidurale verdoving kan onder andere worden gebruikt op het moment dat er een keizersnede uit moet worden gevoerd. Het voordeel is dan dat de aanstaande moeder de geboorte van haar kind bewust mee zal maken, in tegenstelling tot wanneer zijn onder een volledige narcose zou worden gebracht. Verder wordt er soms op deze manier te werk gegaan als een vrouw wel op een natuurlijke wijze wil en kan bevallen maar dan wel pijnloos.
Hoewel steeds meer aanstaande moeders om zo’n verdovingsvorm vragen tijdens de bevalling zijn er toch een nadelen aan verbonden waardoor niet alle artsen dit zullen toejuichen als dit niet strikt noodzakelijk is.