Het medicijn acetylsalicylzuur is middel dat pijnstillend, koortsverlagend en ontstekingsremmend werkt. Het middel was verhandeld onder de merknaam Aspirine, of op het moment dat het merkloos verkocht wordt als acetylsalicylzuur, oftewel acetosal. Voordat paracetamol aan een ware opkomst was begonnen was acetylsalicylzuur de pijnstiller die het meest werd voorgeschreven en gebruikt. Acetylsalicylzuur wordt vandaag de dag in geringe doseringen erg veel voorgeschreven om te voorkomen dat bepaalde patiënten, die tot bepaalde risicogroepen behoren, hartinfarcten of beroertes zullen krijgen.
Bij deze groep gebruikers wordt acetylsalicylzuur eveneens gebruikt om het samenklonteren van bloed te kunnen voorkomen. Voor dit doel wordt een aanzienlijk geringere hoeveelheid gebruikt dan bij het stillen van pijn, de verlaging van koorts en het remmen van ontstekingen. Doordat het bloed minder snel gaat klonteren zal de kans op een volgende beroerte of hartinfarct aanmerkelijke verkleind worden. Na de inname zal men niets merken, dit effect is alleen meetbaat bij bloedonderzoek.
Als nadeel van dit medicijn wordt echter wel genoemd dat er door de vermindering van de bloedstolling bloedingen na verwondingen langere tijd aan kunnen houden. Men kan dus beter acetylsalicylzuur niet gebruiken op het moment dat men bijvoorbeeld weet dat men op korte termijn tanden of kiezen moet laat trekken of de keel- of neusamandelen zal laten knippen. Uiteraard zal men ook acetylsalicylzuur enige tijd niet dienen te gebruiken vlak voor een andere operatie. Nadat men een hartinfarct of een beroerte heeft gehad is de kans groot dat men het verdere leven dit medicijn elke dag moet blijven gebruiken.