De aardappel is een plant welke ondergronds een voorraad aan energie, in de vorm van zetmeel, aanheeft gelegd. Het zetmeel bewaard de aardappelplant in de vorm van knollen (de aardappelen). Deze aardappelen groeien aan ondergrondse stengels (stolonen). In een heleboel westerse en l Europese landen zijn aardappelen een basisvoedingsmiddel en een voorname bron van koolhydraten.
In aardappelen komen twee spprten zetmeel voor, amylopectine en amylose, waarvan 21 procent amylose is. Sins een aantal jaren is er eveneens een ras op de markt gekomen dat vrijwel 100 procent amylopectine bevat. Een ander onderscheid dat men kan maken zijn aardappelrassen met vastkokende knollen (vastkokers), welke bij het koken hun stevigheid zullen behouden, en aardappelrassen met bloemige of kruimige knollen (droogkokers). Deze laatste soort is daardoor het meest geschikt om te gebruiken om aardappelpuree van te maken. Aardappelen welke bij langer koken volledig uit elkaar vallen zijn zogenaamde afkokers. Om dit te kunnen voorkomen kan men de aardappelen niet volledig onder water zetten en rustig bijna gaar laten koken. Dan kan men de aardappelen afgieten en met een deksel op de pan van het vuur af laten staan tot deze gaar zijn.
De aardappel behoort tot de familie van de nachtschade, net als de paprika en de tomaat maar ook tabak. De groene gedeeltes van de aardappel zijn dus giftig. Net zoals andere leden van deze planten familie bevat de aardappelplant zogeheten alkaloïden. Aardappelplanten kunnen naast knollen eveneens bessen gaan vormen, die in tegenstelling tot de vruchten van de tomatenplant, erg giftig zijn.