Onvruchtbaarheid (infertiliteit) is de benaming voor een fenomeen waardoor een mens, dier of plant zich niet (meer) voort kan planten. Vaak gebeurt dat gedurende het leven, maar ook kan onvruchtbaarheid reeds ontstaan voor of tijdens de geboorte. Onvruchtbaarheid wil zeggen dat een organisme zich niet op een natuurlijke wijze kan reproduceren. Met verschillende medische behandelingen kan men trachten de onvruchtbaarheid te bestrijden of op te heffen.
Er kan worden gesproken van onvruchtbaarheid op het moment dat onomstotelijk vast is gesteld dat bij een (echt)paar één of beide partners geen nakomelingen kan krijgen. Zolang dit feit niet vast is gesteld wordt er gesproken van een verminderde vruchtbaarheid (subfertiliteit). De diagnose onvruchtbaarheid wordt dikwijls vastgesteld op het moment dat een vrouw reeds wat ouder is. De diagnose subfertiliteit wordt vastgesteld als de vrouw: na een periode van één jaar van niet beschermde seks niet zwanger is geraakt, als deze vrouw 34 jaar of jonger is. Bij een vrouw van 35 jaar of ouder is er reeds sprake van subfertiliteit zodra zij na zes maanden van onbeschermde seks niet zwanger is.
Iemand kan onvruchtbaar zijn door een heleboel verschillende redenen. In ongeveer dertig procent van alle gevallen ligt de oorzaak van vruchtbaarheidsproblemen bij de man (andrologische factor), in 30 procent van deze gevallen bij de vrouw, en in 30 procent bij beide partners. In slechts 10 procent van de gevallen wordt de oorzaak nooit helemaal duidelijk. In dit laatste geval is er daarom sprake van idiopathische subfertiliteit, met andere woorden: een onbegrepen onvruchtbaarheid.