De geavanceerde windmolens zoals men tegenwoordig dikwijls gebruikt worden vaak met de term windturbines aangeduid. Windturbines zet men in voor het opwekken van schone en duurzame elektriciteit. Hoewel er steeds meer particulieren zijn die een windturbine hebben aangeschaft ziet men windturbines vaak groepsgewijs in het landschap. Deze groepen windturbines worden windparken of windmolenparken genoemd. Dergelijke parken wekken windenergie op voor commerciële doeleinden en leveren hun gegenereerde elektriciteit aan het openbare energienetwerk.
Om een windturbine optimaal te laten werken en dus het meeste rendement ermee te behalen is er natuurlijk genoeg wind nodig. Deze wind moet bovendien ook het liefst regelmatig waaien. In ons land staat er normaal gesproken wel voldoende wind om een windturbine in werking te zetten. Voornamelijk aan de kust en op grote open vlakke stukken land worden om die reden op een alsmaar grotere schaal windturbines geplaatst om op die manier grote hoeveelheden elektriciteit te leveren aan het elektriciteitsnet.
Er zijn twee soorten windturbines namelijk: de windturbine met een horizontale as en exemplaren waarbij de as in een verticale stand is gemonteerd. Beide varianten hebben niet allen veel voor- maar ook enkele nadelen om op bepaalde locaties gebruikt te worden en worden dan ook dikwijls op compleet verschillende plekken ingezet voor het produceren van windenergie.
Een voordeel van een windturbine met een horizontale as is dat een lage windsnelheid de rotorbladen al in beweging kan zetten. De windturbine met verticale as daarentegen heeft meer wind hiervoor nodig maar is minder gevoelig voor de verandering van de windrichting.