Het menselijke melkgebit bevat in totaal acht snijtanden, vier hoektanden en acht kiezen. Het melkgebit bevat, in tegenstelling tot het volwassen gebit, geen voorkiezen.
De meeste kleine kinderen krijgen als ze ongeveer acht maanden oud zijn de eerste tandjes. Vaak zijn meisjes iets eerder dan jongens bij het krijgen van hun eerste melktandjes. De tanden komen door het tandvlees heen gegroeid en veroorzaken soms jeuk en/of pijn in de mond. Dit verklaart waarom een baby op alles wat voor handen bijt en kauwt komt. Voordat alle melktandjes zijn doorgekomen kunnen er een paar jaar voorbij zijn gegaan. In de regel verschijnen de melktanden in paren. Het patroon van het doorkomen en de leeftijd waarop dit begint lijkt erfelijk te zijn vastgesteld.
Rond de leeftijd van zes jaar gaan, bij de meeste mensen, de voorste melktanden er één voor één uit zodat er plaats ontstaat voor de definitieve tanden. Met de melkhoektanden en melkkiezen zal dit tussen het tiende en dertiende jaar gebeuren. Dit wisselen vindt plaats omdat de tanden en kiezen niet kunnen groeien, en er voor het volwassen gebit nog geen plaats in de kaken van een jong kind is.
Het stadium tussen het begin en het einde van het wisselen van het melkgebit wordt ook wel een wisselgebit genoemd. De mogelijk bestaat dat de volwassen tanden reeds opkomen terwijl de melktand nog niet uitgevallen is. In een dergelijke situatie komen de volwassen tanden op achter de melktand en groeien pas naar voren zodra de melktanden uit zijn gevallen.