Tot aan de geboorte was het kind gewend aan de constante temperatuur die in de baarmoeder aanwezig is. Hij had het nooit te koud of te warm. Eenmaal geboren moet de baby leren hoe het zijn eigen lichaamstemperatuur op peil kan houden. Het lichaam zorgt wel voor voldoende warmte, maar het probleem is dat het de warmte ook vast moet houden. Niet voor niets controleert een kraamverzorgster regelmatig de temperatuur van een baby. Meestal schommelt de temperatuur van een baby tussen de 36,5 en de 37,5 °C. Komt de temperatuur boven de 38 °C dan heeft de baby koorts.
De eerste week na de geboorte is de baby al beter in staat om zijn temperatuur op peil te houden. Blijf echter regelmatig met je hand in zijn nek controleren of de baby het niet te warm of te koud heeft. Als je baby te koud aanvoelt kun je hem een extra kledingstuk aantrekken of een extra lakentje geven. Beter kun je een aantal dunne laagjes geven dan één dikke laag. Je moet er ook voor zorgen dat je baby het niet té warm krijgt. Baby’s zijn nog niet in staat om het te veel aan lichaamswarmte kwijt te raken. Door een kruik of een kersenpitkussentje in het bedje te leggen, kun je het vast voorverwarmen. Een trappelzak kan ook extra warmte geven. Tot de leeftijd van 1 jaar is het verstandig om geen donsdeken te gebruiken. Breng de slaapkamer na het luchten weer op ongeveer 18°C.