De keuze van behandeling bij borstkanker is niet alleen afhankelijk van het tumorstadium maar ook van het feit of de patiënte in de menopauze is. Wordt gekozen voor behandeling dan bestaan er naast de verschillende chirurgische ingrepen ook radiotherapie, chemo-therapie en hormonale behandeling.
Bij chirurgische ingrepen wordt lymfeklierverwijdering (okselklier toilet) gewoonlijk gelijktijdig uitgevoerd met de borstoperatie en dient om de klieren nauwkeurig te bestuderen met het doel door middel van het aantal lymfeklieren met kankercellen te bepalen of en in hoeverre sprake is van uitzaaiing van borstkanker. Bij een borstsparende operatie worden de knobbel en een klein gedeelte van het omringende gezonde weefsel verwijderd, de rest van de borst wordt ongemoeid gelaten. Is de tumor te groot of is via het mammogram een abnormale verandering aan de borst vastgesteld, dan kan de borst volledig (mastectomie) worden verwijderd. Na deze borstamputatie is het dikwijls mogelijk de borst een nieuw profiel te geven. Deze borstplastiek wordt soms gelijktijdig met de mastectomie uitgevoerd, maar in bepaalde omstandigheden kan het ook nadien worden gedaan.
Bij radiotherapiebehandeling, wordt radioactieve straling ingezet om kankercellen te doden. De benodigde stralingsdosis is afhankelijk van kankersoort en kankerlocatie alsmede het bestralingsdoel. Chemotherapie (dikwijls volgend op een operatie) is belangrijk voor vrouwen met verhoogd risico op terugkeer van de ziekte en voor vrouwen met niet hormoongevoelige borstkanker. Het geneesmiddel dat via een infuus rechtstreeks in de bloedsomloop wordt gebracht, werkt snel door het hele lichaam. De minder bijwerkingen gevende hormoon-behandeling na operatieve ingreep voorkomt groeistimulerende oestrogenentoevoer naar de kankercellen.