De hersenen en het zenuwstelsel maken een groot deel uit van ons lichaam, relatief niet wat de massa betreft, maar leveren wel het grootste aandeel. De hersenen en het zenuwstelsel werken goed samen, zolang alles goed gaat.
De hersenen allereerst hebben een belangrijke functie, men kan de hersenen dan ook in twee delen opsplitsen. Namelijk in de grote hersenen en, zoals te verwachten, in de kleine hersenen. Beide delen van de hersenen zijn een deel van het centrale zenuwstelsel dat zich in het hoofd bevindt. De grote hersenen ontvangen de prikkels die men ontvangt van het sensorische zenuwstelsel, ofwel de prikkels die van de gevoelszenuwen afkomen.
De kleine hersenen hebben een andere functie. Deze zorgen voor de coördinatie van het lichaam en de nauwkeurige bewegingen. De mens heeft een combinatie van beide nodig.
Hiernaast, naast de hersenen, bestaat het zenuwstelsel uit een centraal en een perifeer gedeelte. Het centrale gedeelte is eigenlijk het deel van de ruggenmerg en de twee soorten hersenen. Het perifere zenuwstelsel is hetgeen waar de zenuwuiteinden heen lopen. Men heeft verschillende soorten zenuwcellen. Zowel zenuwcellen die gebruikt worden voor de beweging, als voor gevoel. Respectievelijk, motorische- en sensorische zenuwcellen. Om de cellen te verbinden in het centrale zenuwstelsel, voornamelijk in het ruggenmerg, worden schakelcellen gebruikt. Dit zijn ook zenuwcellen, maar deze verbinden de motorische- of sensorische cellen met de hersenen of reflexorganen.
Verder hebben de hersenen en het zenuwstelsel ook invloed op de regeling van allerlei dingen in het lichaam. Bijvoorbeeld een aandeel in de hormoonregeling.