Het bovenbeen helpt bij het staan en het lopen en draagt daarbij een groot deel van het lichaamsgewicht. Om het mogelijk te maken dat men soepel loopt is het been voorzien van spieren en het kniegewricht. De spieren die ervoor moeten zorgen dat het been kan buigen bevinden zich met name in het bovenbeen. De belangrijkste spier met een dergelijke taak is de musculus quadriceps femoris oftewel de vierhoofdige dijbeenspier. Dit is een vierkoppige skeletspier die zich met name aan de voorkant van de dij.
De zogeheten musculi vasti beginnen zitten direct aan het dijbeen vast, dat ze van de draaigewrichten tot aan de gewrichtsknokkels bedekken. De kop in het midden van de dij noemt men vanwege het rechte verloop ervan de musculus rectus femoris. Deze kop is aan het darmbeen gehecht op een zodanige manier dat deze over de kom van de heup heenloopt.
Alle vier de spieren in het bovenbeen zijn aangehecht aan een gezamenlijke pees die deze met het scheenbeen verbindt. Daaraan is eveneens de knieschijf aangehecht. Op het moment dat men spreekt over het stuk dat zich onder de knieschijf bevindt dan wordt de pees eveneens knieschijfband.
De spieren van de musculus quadriceps femoris hebben samen het strekken van het kniegewricht als taak. De rectus femoris, dit is de hoogste spier van de quadriceps die over de heup loopt, heeft ook als taak het in een voorwaartse richting heffen van het been. Complicaties zoals bijvoorbeeld het optreden van een verlamming kan dwarskrachten uitoefenen op de spieren.