Alles dat voor beweging kan zorgen bevindt zich in het menselijk lichaam voornamelijk in de ledematen. Zoals men weet kan er overal wel het een en ander bewogen worden en wat daar voor zorgt is een samenwerking van beenderen, ofwel botten, gewrichten en spieren.
Beenderen bevinden zich bijna overal in het menselijk lichaam, ze zijn makkelijk te voelen en de meeste zijn er dan ook om te kunnen bewegen. Het menselijk skelet is zodanig in elkaar gezet dat het mogelijk is dat men van de meest lompe en grove bewegingen tot de meest nauwkeurige bewegingen kan maken.
Een gewricht is een ingewikkeld ding, letterlijk en figuurlijk. Het bestaat uit twee beenderuiteinden waarover een dun laagje kraakbeen zit. Dit kraakbeen ziet er vaak glasachtig, glad en wit uit en zorgt voor een bijna wrijvingsloze beweging. Tussen deze twee kraakbeenderen zit vocht en dit vocht is een soort smeermiddel zodat men de gewrichten makkelijk kan bewegen. Daarnaast zijn de beenderen aan elkaar gemaakt met pezen en banden zodat het vocht er niet it loopt en het gewricht stevig blijft zitten.
Spieren zijn de uiteindelijke werkers. Dit weefsel zorgt voor de daadwerkelijke arbeid door contractie en relaxatie. Wanneer een spier contraheert zal het spierweefsel zich anders vormen en een minder grote lengte aannemen. Daarom kan er arbeid verricht worden, zeker in combinatie met beenderen en gewrichten. Daarnaast is bijvoorbeeld hartweefsel ook spierweefsel. Dus wanneer hartweefsel samentrekt, ofwel contraheert, dan zal het ook zorgen voor arbeid, maar dan met een ander doel dan bewegen.