Bij longtumoren kan onderscheid gemaakt worden in de zeer agressieve, snel uitzaaiende kleincellige- en de meest voorkomende, minder snel uitzaaiende niet-kleincellige longkanker. De laatstgenoemde vorm is onder te verdelen in plaveiselcelcarcinoom, uitgroeiend vanuit het oppervlakkige slijmvlies en het adenocarcinoom dat vanuit dieper in de long gelegen klierweefsel uitgroeit. Is de tumor niet uitgezaaid buiten de borstholte en niet naar de andere long, dan noemt men dit ‘beperkte ziekte’. Is de longkanker wel uitgezaaid buiten de borst-holte dan spreekt men van ‘uitgebreide ziekte’. Behandeling hangt af van het waargenomen ziektestadium.
Longkanker kan zich zowel via het lymfestelsel als via de bloedbaan uitzaaien. Via het lymfe-stelsel bestaande uit lymfevaten, lymfeklieren en het binnen de verschillende organen bevin-dende lymfeklierweefsel kan de tumor zich verspreiden naar: de lymfeklieren in het gebied tussen de beide longen (mediastinum); naar de hals en rondom het sleutelbeen alsmede naar de oksels, al komt dat laatste minder vaak voor. Kankercellen kunnen losraken van een tumor en in een lymfevat terecht komen. Zo kan een nieuwe tumor ontstaan in de lymfe-klieren waar de kankercellen als eerste langskomen. Zijn er uitzaaiingen in de lymfeklieren achter het borstbeen, dan wordt dit aangeduid als een ‘lokaal uitgebreide ziekte’.
Via de bloedbaan kunnen de tumorcellen zich verspreiden naar de botten, de lever, de hersenen en de andere long. Uitzaaiingen worden ook wel metastasen genoemd. Is er bijvoorbeeld sprake van uitzaaiing naar de hersenen, dan noemt men dat hersenmetastasen. Bij uitzaaiingen in de andere long of in andere organen is genezing niet meer mogelijk.