
Bij longkanker (celwoekering in longen en luchtpijp) onderscheiden we kleincellige (20%) en niet-kleincellige longtumor (80%). Dit betreft een indeling naar soort en is gebaseerd op groeiwijze en groeitempo van tumorcellen alsmede op de mate van uitzaaiingen. De kleincellige vorm bestaat uit kwetsbare, zich razendsnel delende en door het lichaam verspreidende kleine cellen. De niet-kleincellige vorm kent een onderverdeling naar celkenmerken en celrangschikking in: de langzamer groeiende plaveiselcel-, de adeno- en de snelst groeiende grootcellig-carcinoom. Deze kanker-cellen verspreiden zich relatief langzaam via de lymfebanen naar de lymfeknopen en via de bloedbaan naar de verschillende organen, zich al doende uitzaaiend door het lichaam.
Longkanker wordt veroorzaakt door langdurige inwerking van prikkels afkomstig van schadelijke stoffen, zoals roken van sigaretten/sigaren/pijp of door dieselgassen dan wel als gevolg van enkele beroepen (asbest). Door voortdurende prikkeling ontstaan veranderingen in het genetisch celmateriaal, hetgeen leidt tot ongecontroleerde groei vaak mede ten koste van omliggend longweefsel. Kwaadaardige cellen hebben de neiging zich te verspreiden en uit te groeien tot uitzaaiingen (metastasen) van tumoren.
Voor het stellen van een juiste diagnose, het schatten van de prognose en het bepalen van de behandeling gebruikt men een indeling in stadia. Een stadium betreft de mate waarin de ziekte zich heeft uitgebreid. Omdat de vooruitzichten bij klein-cellige longkanker meestal slechter zijn wordt hierbij slechts globaal ingedeeld in beperkt of uitgebreid stadium. Het ziektestadium bij niet- kleincellige longkanker wordt vastgesteld aan de hand van de grootte van de tumor, de doorgroei ervan in het omringende weefsel en uitzaaiingen in lymfeklieren en/of lichaamsorganen.