Normaliter passen bij een heupgewricht de heupkom en heupkop goed op elkaar. De kom is voldoende diep om de kop te omvatten en genoeg te steunen en de kop kan gemakkelijk roteren in de kom. Bij een heupdysplasie wordt de heupkop niet genoeg door de heupkom overdekt. De kop zit dikwijls wel op de goede plaats in de kom, maar de kom (en in sommige gevalleen eveneens de kop) is niet voldoende ontwikkeld, waardoor het heupgewricht niet juist functioneert. Bij ernstige gevallen staat de heupkop hierbij zelfs haast of volledig uit de kom, dit heet dan een heupluxatie.
Het ontstaan van heupdysplasie is nog niet duidelijk aan een bepaalde oorzaak te wijten. Bekend is wel dat de afwijking niet overal ter wereld even vaak voorkomt. Zo is heupdysplasie in Afrika en Aziƫ erg zeldzaam, maar komt het relatief meer voor in de noordelijke streken van Europa. Het is zeker dat bij het ontstaan van heupdysplasie genetische en familiaire invloeden een rol vervullen. Deze aangeboren aandoening komt vaker voor bij meisjes dan bij jongens (80 respectievelijk 20 procent) en het betreft twee keer zo vaak de linkerheup dan de rechter.
Rond de elfde zwangerschapsweek is het heupgewricht reeds helemaal aangelegd. Vanaf dat moment zal het heupkommetje vanuit het centrum en langs de randen toenemen in grootte. Het heupkopje groeit eveneens vanuit het centrum. Vanaf dan kan het gewrichtje reeds instabiel worden doordat het heupkopje bijvoorbeeld uit de kom gedrukt wordt door een afwijkende ligging van het ongeboren kind in de baarmoeder.