Een aangeboren (congenitale) afwijking of aandoening, is een afwijking of aandoening waarmee men ter wereld komt. De term congenitaal is afkomstig van het Latijnse woord congenitus wat als aangeboren kan worden vertaald.
De klachten, symptomen of klinische symptomen zijn dus reeds bij de geboorte aanwezig. Een aangeboren afwijking kan zowel erfelijk zijn als spontaan ontstaan. Niet elke erfelijke aandoening leidt overigens tot een aangeboren afwijking. Zo zijn er bijvoorbeeld erfelijke aandoeningen welke niet noodzakelijk reeds tot uiting komen bij de geboorte van de betreffende persoon.
Een aangeboren afwijking kan met diverse factoren te maken hebben. Het is dan ook in de meeste gevallen niet slechts één enkele factor die men aan kan wijzen maar is de aangeboren afwijking het gevolg van een complex samenspel van omstandigheden. Om een aangeboren afwijking in een zo vroeg mogelijk stadium op te kunnen sporen si een goed en regelmatig onderzoek, dat uit wordt gevoerd door een gynaecoloog, noodzakelijk.
Maar ook de ondersteuning door de naaste omgeving van de aanstaande moeder en de veiligheid die door haar partner en een sociaal netwerk van mensen geboden wordt spelen een eveneens een belangrijke rol. Dit geldt eveneens v oor de wijze waarop de geboorte plaats heeft gevonden en de stress welke hiermee samen is gegaan zijn voorname factoren bij het ontstaan van een aangeboren afwijking.
Wetenschappelijke onderzoeken hebben aangetoond dat kansarmoede dikwijls aan de basis ligt van een aangeboren afwijking. In gezinnen waar een heleboel problemen voorkomen is er meer kans op negatieve gevolgen van een zwangerschap.