Kleurenblindheid kan men vandaag de dag (nog) niet genezen maar evenals het geval is bij normale brillen, is het kunnen zien van kleur wel te verbeteren met behulp van speciale corrigerende brillenglazen. De soort en mate van de erfelijke kleurenblindheid veranderen niet, zoals onder andere met de gezichtsscherpte het geval kan zijn, naarmate men ouder wordt. Storingen in het zien van kleuren die pas later ontstaan zijn, kunnen in de loop der tijd overigens wel veranderen. Aandoeningen zoals onder andere diabetes, glaucoom of de vergeling van de ooglens bij mensen op leeftijd kunnen dan ook leiden tot een verandering in het zien van diverse kleuren.
Men is in staat een speciaal laagje ter correctie van de kleurenblindheid op brillenglazen aan te brengen op zowel brillenglazen met sterkte (monofocaal, bifocaal en multifocaal) als op brillenglazen welke niet voorzien zijn van een bepaalde sterkte. De antireflex-laag (AR-laagj heeft totaal geen invloed op de glazen van de bril. De hiervoor gebruikte technologie is echter zeer complex waardoor deze corrigerende laag tot op heden nog niet aan kan worden gebracht op contactlenzen.
Na de stelling van de diagnose dienen de gedane metingen eveneens uit te worden gevoerd met de corrigerende bril, op deze wijze is het mogelijk om te meten of er een verbetering plaats heeft gevonden ten aanzien van de kleurenblindheid. Met de brillenglazen die volgens deze methode het beste zijn bevonden, beslist de patiënt zelf of hij de wereld in meer kleur wil gaan aanschouwen of alles wil laten zoals het was.