Voor de keizersnede plaats kan vinden, vind eerst de voorbereiding plaats. De onderzoeken hebben vooraf plaatsgevonden net als de beslissing betreffende verdoving. De regels voor een normale operatie geleden ook voor de keizersnede, dit is namelijk ook een operatie. Soms wordt een deel van het schaamhaar weggeschoren. Op de operatiekamer krijg je een katheter, infuus en de anesthesist voert de verdoving uit, dit kan een narcose of ruggenprik zijn.
Als de anesthesist het teken geeft begint de gynaecoloog met de keizersnede. Hij maakt een snede in de huid en maakt voorzichtig de vetlaag en bindweefsellaag los. Vervolgens legt hij de lange buikspieren opzij en maakt de blaas los die gedeeltelijk over de baarmoeder ligt, de blaas wordt naar beneden geschoven en de gynaecoloog maakt een snede over de baarmoeder waarna hij de baby uit de baarmoeder haalt. Vaak gebeurt dit met het drukken op de buik. De navelstreng wordt doorgeknipt en via het infuus worden antibiotica en een medicijn voor het samentrekken van de baarmoeder toegediend.
Na de geboorte van de moederkoek begint de gynaecoloog met het hechten van de buikwandlagen en de huid. Intussen controleert een aanwezige kinderarts de baby. Na de keizersnede volgt een controle van de bloeddruk en polsslag, het bloedverlies en de urine worden gemeten. Soms wordt er een drain aangebracht. Op de tweede dag na de keizersnede worden meestal alle slangetjes en het infuus verwijdert. Kort na de keizersnede beginnen de naweeën hiervoor krijgt men pijnstillers. Ook krijgt men een injectie tegen trombose.