De ruggengraat van een mens bestaat uit zeven nekwervels, twaalf borstwervels, vijf lendenwervels, het heiligbeen en het staartbeentje. Het staartbeentje dat meestal stuitje wordt genoemd kan uit vier of vijf wervels bestaan. Sommige mensen hebben zes lendenwervels. Tussen alle wervels zit een tussenwervelschijf die ervoor zorgt dat de wervels elkaar niet kunnen raken en door wrijving kunnen slijten. De vorm van de wervels en de manier waarop de ruggengraat is opgebouwd zorgen ervoor dat er een holle ruimte door de ruggengraat loopt. In deze holle ruimte die het wervelkanaal wordt genoemd bevindt zich het ruggenmerg.
De wervels van de ruggengraat dragen het gewicht en beschermen het kwetsbare ruggenmerg. De wervels veranderen van grootte en vorm als het gewicht om te dragen groter wordt. De ruggengraat steunt op het bekken. Om de hersenen te isoleren van de schokken die door onze bewegingen kunnen ontstaan is de ruggengraat gebouwd in een S vorm. De s vorm ontstaat door de wisselende plaatsing van de bolle- en holle kant van de wervels naar voor of achter. Als wervels met de bolle en holle kant naar links en rechts wijzen ontstaat een onnatuurlijke kromming. Dit komt voor bij de aandoening scoliose. De wervels van de ruggengraat buigen mee met elke beweging van de rug. Door een verkeerde houding komen de wervels in een onnatuurlijke stand, dit kan rugpijn veroorzaken. In de meeste wereld praat men vanwege de benaming van de wervels en het kanaal tussen de wervels over de wervelkolom, niet over de ruggengraat.