Een litteken is een zichtbare afwijking, dikwijls van de huid, die blijvend en die na het genezen van een wond over is gebleven. Bij het genezen van een wond wordt de verbroken continuïteit van het orgaan hersteld door de vorming van bindweefsel. Dit bindweefsel heeft dan op microniveau niet meer dezelfde organisatie als het weefsel dat oorspronkelijk aanwezig was.
Chirurgen trachten eventuele littekens die ontstaan bij een medische ingreep, zo min mogelijk te laten opvallen door langs de splijtlijn van de huid te snijden en door de wondranden die zijn ontstaan met hechtingen keurig tegen elkaar te leggen. Op die manier is de hoeveelheid te vormen bindweefsel, om de wond te laten genezen, minimaal. Bij aanzienlijke open wonden, bij defecten aan weefsels of bij het optreden van complicaties, zoals bijvoorbeeld een infectie, wordt het litteken dikwijls groter. Dit kan men niet in alle gevallen vermijden: de chirurg maakt namelijk de snee terwijl de natuur het litteken vormt.
Soms kan een litteken iets verheven zijn ten op zichtte van de huid. De huid is op een dergelijke plaats dan wat dikker geworden. Een groot aantal mensen denkt daarom vaak dat een litteken extra sterk is. Niets is echter minder waar, : een litteken zal in geen geval de sterkte van het oorspronkelijke weefsel kunnen evenaren.
Bij mensen met een gekleurde huid is de kans op hypertrofische littekens (de cellen van een dergelijk litteken worden groter dan de oorspronkelijke cellen) en de vorming van keloid(een goedaardig gezwel dat uit littekenweefsel bestaat) groter.