Boedapest staat om zijn geneeskrachtige baden en warmwaterbronnen bekend. Er zijn restanten aangetroffen welke tot de tweede eeuw teruggaan, maar de badcultuur werd pas gedurende de Turkse periode in de zestiende en de zeventiende eeuw echt gemeengoed. De Turkse baden die momenteel nog gebruik worden zijn allemaal architecturale hoogstandjes.
Maar het meest populair bij toeristen is het badhuis Gellért. Deze geneeskrachtige bron welke zich hier bevindt, komt in reeds teksten voor welke teruggaan naar de dertiende eeuw.
Het badhuis is aan een hotel verbonden en het interieur bestaat uit gekleurde glasramen, kunstige mozaďeken en beelden, wat het geheel een ontspannen en folkloristische sfeer geeft. Daarnaast is de Kleine Prinses wellicht ook één van de bekendste bezienswaardigheden en standbeelden van de stad. Het beeld stelt een meisje voor dat een narrenmuts op haar hoofd draagt
Wanneer men nieuwsgierig is naar het leven in Boedapest gedurende de communistische periode, moet men zeker eens naar Galéria Centrális, een klein museum gaan. De tentoonstellingen wisselen er van tijd tot tijd.
De grot op de Gellértheuvel in Boedapest is een onderdeel van een doolhof van onderaardse grotten en gangen. De grot wordt eveneens de Sint-Ivansgrot genoemd, naar de monnik welke er in afzondering heeft geleefd en er het thermale water van het meer naast de grot gebruikte om de zieken te kunnen genezen.
Een aantal monniken legde in de jaren twintig van de vorige eeuw de eerste ingang van deze grot aan. Van het jaar 1926 tot 1951 diende de grot als klooster en als kapel. In 1951 viel echter de communistische Hongaarse staatsveiligheid binnen. Deze wilde de katholieke kerk ondermijnen en sloot de grotkerk daarom af. Pas in jaar 1989 werd de kerk heropend.
De citadel van Boeda is een vesting op de Gellértheuvel die in 1851 gebouwd is door Julius Jacob von Haynau, een Habsburger. De Oostenrijkers wilden de Hongaren met een imposante vesting onder de duim krijgen. Het u-vormige bouwwerk neemt qua oppervlak vrijwel het gehele 2335 meter hoge plateau in beslag.
De kabeltram van de Kasteelheuvel verbindt de Kettingbrug en het Adam Clark-plein met het Boedakasteel op de top. De spoorweg opende al in het jaar 1870. In de Tweede Wereldoorlog werd de lijn verwoest, maar in 1986 werd de tram weer opnieuw in gebruik genomen. De kabeltram bestaat uit twee wagens. De ene gaat naar boven terwijl de tweede naar beneden rijdt. Het imposante werkstation is eveneens een bezoekje waard.