Een inspuiting vindt om verschillende redenen plaats. Soms heeft men een inspuiting nodig om te genezen, soms om een ziekte te voorkomen maar ook bijvoorbeeld bij verfraaiing van het lichaam worden inspuitingen met diverse materialen geplaatst. Sommige stoffen die bij de inspuiting ingespoten worden, worden door het lichaam herkend en zonder problemen opgenomen. Andere stoffen die het lichaam niet herkend worden lichaamsvreemde stoffen genoemd. Zij worden vaak ingespoten om de weerstand van een persoon te vergroten. Het immuunsysteem wil de inspuiting afweren en er worden antistoffen aangemaakt.
Een inspuiting wordt in de meeste gevallen door een gediplomeerd en ervaren arts, verpleeghulp of laborant gedaan. De plaats van inspuiting kan gevoelig aanvoelen, door direct na het verwijderen van de naald de huid te masseren wordt de entstof sneller verspreid waardoor de zwelling minder is en daardoor ook vaak de pijn van de inspuiting. Een directe factor in de pijngraad is de dikte van de naald die men voor een inspuiting nodig heeft. Voor elke inspuiting wordt een nieuwe naald gebruikt. Het gebruik van vuile naalden kan ernstige ziekten verspreiden. Verslaafden delen vaak naalden ondanks de risico’s. Mensen met chronische aandoeningen die vaak inspuitingen nodig hebben leren deze zelf te zetten, diabetisch is hier een voorbeeld van. Bij kinderen leren de ouders hoe ze een inspuiting moeten plaatsen. Kinderen die al klein een inspuiting krijgen raken hieraan gewend. Op latere leeftijd kan het problemen geven, krijgt een kind angst als het je ziet laat het inspuiten dan aan de arts over.