Met inentingen krijgt bijna iedereen al vanaf twee maanden te maken als de eerste DKTP inenting wordt gegeven. Deze inentingen zijn belangrijk om je kind te beschermen tegen kinderziektes ie gevaarlijk kunnen zijn. Bij de inenting wordt een lage dosis van de ziekte ingespoten. Als gevolg treedt het immuunsysteem van de baby in werking en “verslaat” de bacteriën. Eenmaal een ziekte van een bepaalde bacterie overwonnen, dan krijgt deze geen kans meer omdat het lichaam hier antistoffen voor aanmaakt. Als reactie op inentingen kunnen kinderen een lichte vorm van de ziekte krijgen als deze al in het systeem zit. Dit kom je regelmatig tegen bij de mazelen.
Door de inentingen wordt je weerstand tegen ziekten groter omdat je meer antistoffen opbouwt. Als een kind meer vaccins tegelijk krijgt worden deze meestal aangemaakt in een zogenaamde cocktail, het kind krijgt dan alle benodigde stoffen in een inenting ingespoten. Sommige inentingen werken een leven lang, anderen moeten herhaald worden. De DKTP inenting wordt herhaald maar ook de tetanus inenting wordt gegeven als je jaren later bijvoorbeeld een ongeluk krijgt. Niet alleen kinderen, ook volwassenen krijgen inentingen om ze tegen ziekten te beschermen als ze naar een gebied gaan waar besmettelijke ziekten zoals gele koorts en malaria opgelopen kunnen worden. Inenten mag niet zomaar, als je hoge koorts hebt mag dit bijvoorbeeld niet. Sommige ouders laten uit angst voor bijwerkingen hun kinderen niet inenten, de ziektes die de kinderen kunnen krijgen zijn echter duizendmaal gevaarlijker dan de eventuele bijwerkingen van de inentingen.