Er is sprake van een ontwikkelingsachterstand op het moment dat een kind de bepaalde mijlpalen zoals grijpen, omrollen, zitten en lopen niet kan behalen op de leeftijd waarop dit doorgaans gebruikelijk is. Een kind ontwikkelt zich op diverse gebieden, zoals bijvoorbeeld de spraak, de grove en fijne motoriek, sociale vaardigheden en het leervermogen. Een kind dat te maken heeft met ontwikkelingsachterstand loopt op een aantal gebieden achter, maar kan wel op een aantal gebieden tamelijk goed zijn ontwikkeld. Een kind ontwikkelt in geen enkel geval alle gebieden in een gelijk tempo. Daarom wordt in het onderzoek naar de ontwikkeling een marge genomen welke erg ruim is. Kinderen die op een aantal gebieden buiten de marge vallen, zullen echter wel de diagnose ontwikkelingsachterstand gesteld krijgen.
Een kind die een normale ontwikkeling doormaakt zal met een gretige blik de wereld inkijken terwijl een kind met een ontwikkelingsachterstand wat dromerig zal zijn. Dit kind speelt eveneens op een andere manier: een speeltje kan lange tijd opeen gelijke wijze worden gebruikt. Tevens kan speelgoed nauwelijks aan worden geraakt of er is slechts één favoriet stuk speelgoed (dit kan eveneens een ander object zijn of iets dat een bepaalde kleur heeft).
Maar ook kan het eten en drinken voor problemen zorgen, een kind kan bijvoorbeeld geen vast voedsel naar binnen krijgen, het blijft ongewoon lang uit een zuigfles drinken of kan dit juist weer niet. Als ouders van een kind met een ontwikkelingsachterstand heeft men dikwijls het gevoel dat er iets niet helemaal juist is.