Men kent het wel, een persoon met het syndroom van Down, ofwel het downsyndroom. Hierbij heeft een persoon met dit syndroom afwijkende kenmerken in het uiterlijk als in het innerlijk. Men heeft beperkingen in het gedrag en kan geestelijk achterlopen en daarbij heeft men ook uiterlijke kenmerken.
Genetisch gezien is een persoon met het Down syndroom verschillend, natuurlijk is dit zo, want dat is bij iedere afwijking. Toch is het zo dat bij deze mensen een groot genetisch verschil aanwezig is, want men heeft chromosoom extra. Men heeft 23 chromosoomparen in iedere cel zitten, maar iemand met het syndroom van Down heeft een chromosoom extra, dus in totaal drie. De normale paren bestaan uit een diploïde stel en dat wil zeggen dat er dus twee chromosomen een paar vormen en hierbij een stel vormen en de genetische code in stand houden.
De oorzaken liggen vaak in de erfelijke hoek, maar hoe kan men een persoon met het syndroom van Down eigenlijk herkennen? Meestal door de kenmerken die de meesten bezitten zoals deze: een verstandelijke handicap, een ronde vorm in de ooghoeken, scheefstaande ogen, een minder typische gelaatsvorm, een vlak achterhoofd, erg vaak sluik en vooral dun haar, een klein gezicht, een ontbrekend vingerkootje, slappe en een grootlijkende tong en een kortere levensduur.
Natuurlijk valt het op dat mensen met het Down syndroom wel ergens erg goed in zijn en een vorm van autisme vertonen, daarnaast zijn er ook minder fijne eigenschappen, want ze zijn vaak meer vatbaar voor neurologische ziekten.