Iedereen heeft botten. Botten zijn er in verschillende soorten en maten. Ze komen overal voor in het lichaam en zijn essentieel voor het bestaan. Botweefsel is een eigenaardig weefsel en anders dan men op het eerste gezicht zou kunnen denken.
Botten beginnen met ontwikkelen in de baarmoeder. Wanneer het embryo gevormd is dan zal daarna snel uit het kraakbeen, waaruit de toekomstige botten nu nog bestaan, botweefsel beginnen vormen. Het botweefsel begint vanuit het midden van de botten te groeien, vanuit de twee eindstukken zal later botweefsel komen. Dit botweefsel groeit vanuit het kraakbeen door verkalking. De zachtere kraakbeenderen worden nu echte ‘harde’ beenderen en groeien vanuit deze stand steeds verder door aan beide uiteinden een kraakbeen ring te houden. Deze ring verdwijnt pas wanneer men is uitgegroeid. Dit wordt ook wel de groeischijf genoemd. Vanuit de groeischijf, die bij de geboorte al aanwezig is, zal de botgroei verder verlopen. Dat wil zeggen dat de botgroei door verkalking iedere keer een randje kraakbeen omzet en hier botweefsel van maakt en tegelijkertijd zal er ook nieuw kraakbeen gevormd worden om hierna te verkalken.
Botten zijn essentieel in het menselijk bestaan en zorgen voor stevigheid en bescherming. Botten zijn daarom organen waarin veel gebeurd. De stevigheid komt vanuit de matrix van de botten. De botcellen in dit weefsel zorgen voor het onderhoud van de harde matrix.
Naast de stevigheid dienen botten ook voor de aanmaak van bloedcellen. In het beenmerg worden er cellen geproduceerd, zoals in het rode beenmerg de rode bloedcellen.